24995 |
stollen |
stollen:
sjtolle (L432p Susteren)
|
stollen [SGV (1914)]
III-4-4
|
19559 |
stolp |
kaasstolp:
kêîssjtölp (L432p Susteren),
stolp:
sjtölp (L432p Susteren)
|
kaasstolp [N 20 (zj)] || stolp [SGV (1914)]
III-2-1
|
22536 |
stompe eind van een ei |
achterkant:
axtərkanjt (L432p Susteren)
|
Het stompe eind van het ei bij het eieren tikken. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18843 |
stomverbaasd |
paf:
paf sjtaon (L432p Susteren),
pàf sjtaon (L432p Susteren),
verstomd:
versjtŏmp (L432p Susteren)
|
verstomd [SGV (1914)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19820 |
stoof, voetenwarmer |
stoof:
sjtōōf (L432p Susteren)
|
stoof [SGV (1914)]
III-2-1
|
21252 |
stoomboot |
stoomboot:
sjtoumbōōt (L432p Susteren)
|
stoomboot [SGV (1914)]
III-3-1
|
25302 |
stoop, maat van 1/16 anker |
anker:
(bier).
anker (L432p Susteren)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 2 lier = 1/16 anker (zie vraag 144) [stoop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
31626 |
stoot |
stoot:
štuǝt (L432p Susteren)
|
Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.]
II-11
|
34577 |
stootring |
karas:
karas (L432p Susteren)
|
Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.]
I-13
|
30161 |
stootvoeg |
stootvoeg:
stōǝt˲[voeg] (L432p Susteren)
|
Verticale voeg. Zie ook afb. 41. Het woordtype 'dilitatievoeg' (L 382) duidt een voeg aan die wordt aangebracht om te verhinderen dat bij grote temperatuurwisselingen scheuring in het metselwerk zal optreden. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29c; monogr.]
II-9
|