e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
takkenbos, bussel hout fascine (fr.): (lang kophout onverkort).  fesiene (Susteren), schans: en sjans (Susteren), (lang 1 1/2 m.).  én sjans (Susteren) inventarisatie benamingen takkenbos, bussel takken en twijgen alnaargelang houtsoort of boslengte [N 27 (1965)] || takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)] I-7
talud kleef: klēf (Susteren) De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.] I-8
tand tand: tandj (Susteren, ... ), tàntj (Susteren) tand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
tanden tanden (mv.): tēnj (Susteren) tanden [SGV (1914)] III-1-1
tanden poetsen tanden poetsen: pots ich mien tenj (Susteren), póts ich mien tenj (Susteren) Elke avond poets ik mijn tanden. [DC 64 (1989)] III-1-3
tanden van de hooihark tanden: tɛi̯nj (Susteren) De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d] I-3
tandenborstel tandborstel: tandj-beurstel (Susteren), tandjbeustel (Susteren) Tandenborstel [DC 64 (1989)] III-1-3
tandenstoker tandenstoker: tandestoker (Susteren), tànjàsjtaokər (Susteren) een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)] III-1-3
tandpasta tandpasta: tandj-pasta (Susteren), tandjpasta (Susteren) Tandpasta [DC 64 (1989)] III-1-3
tandrad, tandwiel kamrad: kamprāt (Susteren) Wiel dat op de omtrek van tanden voorzien is; deze tanden grijpen weer in die van een ander tandrad of een tandstang. Tandraderen dienen om de draaiende beweging van een as op een andere as over te brengen. [N 33, 280a; monogr.; div.] II-11