e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuierpaal stap: stap (Susteren), štap (Susteren), tuierhout: tyi̯ǝrhǫu̯t (Susteren) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuierplaats tuier: tyi̯ǝr (Susteren) Cirkelvormig stuk weiland dat een getuierde koe of geit kan afgrazen. [N 14, 72; monogr.] I-11
tuigleer, zadelleer tuigleer: tȳxlę̄r (Susteren) Het leer zoals de zadelmaker dat van de looier betrekt. Het is bestemd voor zadel, haam en riemen van paarden. Het woordtype bloot duidt op huid of vel waarvan de haren verwijderd zijn. [N 36, 1; Li 1963, 45] II-10
tuin hof: hoof (Susteren) hof [SGV (1914)] III-2-1
tuinbonen labbonen: ideosyncr.  labba͂wne (Susteren), morenbonen: ideosyncr.  moerebawne (Susteren), paardsbonen: ideosyncr.  pèrsebawne (Susteren), spekbonen: WBD/WLD  sjpèksnīēbôên (Susteren), wollebonen: ideosyncr.  wóllebawne (Susteren), WBD/WLD  wöllə bôên (Susteren) Een jonge tuinboon die men met schil en al eet (wilde wan, wollenwantje, pulleke, spekboon, sluimererwt). [N 82 (1981)] || Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)] I-7
tuinen lappen: lapǝ (Susteren) Vlecht- en pleisterwerk herstellen of vernieuwen. Het lemma bevat algemene benamingen voor het herstelwerk aan vakwerk, maar ook termen die specifiek het repareren van het pleisterwerk ('bijplekken', 'bijklenen', 'plaasteren', etc.) of het aanbrengen van nieuw vlechtwerk ('hervitsen', 'opnieuw vitsen', etc.) aanduiden. Het woordtype 'tuinen' is ook in L 332, Q 28 en Q 98 bekend. Het wordt daar echter uitsluitend gebruikt voor het dichten van hagen of het afrasteren van weilanden. [N 4A, 53i] II-9
tuingeranium armeluitjesbloem: -  ermlukesblome (Susteren) gewone geranium III-2-1
tuinhuisje zomerhuisje: zomerhūūske (Susteren) priëel [SGV (1914)] III-2-1
tuinkers tuinkers: WBD/WLD  tuinkèrs (Susteren) Tuinkers; de plant heeft duidelijk witte of roodachtige bloempjes in een smalle tros en schuinopstaande vruchtjes die ongeveer een halve cm lang zijn, de bladerenzijn zeer fijn verdeeld, de stengel en kalkrijke vruchten zijn blauw berijpt (kers, tuinkers, [N 82 (1981)] I-7
tuinkervel kervel: ideosyncr.  kervel (Susteren), WBD/WLD  kirvəl (Susteren), kinvel: ideosyncr. ook  kinvel (Susteren) Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)] I-7