33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
boͅu̯mkwekər (L432p Susteren)
|
[RND 08]
I-7
|
30188 |
tuinmuur |
gevlechte muur:
gǝvlɛx˱dǝ mūr (L432p Susteren),
lemen muur:
lęjmǝ mūr (L432p Susteren)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|
18710 |
tuinwant |
pijhaas:
pieheisje (L432p Susteren)
|
wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19512 |
tuit |
toot:
o lang
tôt (L432p Susteren)
|
tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20746 |
tulband |
turkse muts:
#NAME?
turkse möts (L432p Susteren)
|
Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21491 |
tussenpersoon |
groothandelaar:
grôêthànjəlîêr (L432p Susteren)
|
een tussenpersoon in de handel (van producent naar winkelier) [makkeljon] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21618 |
twee centiem |
twee centiem:
twè centiem (L432p Susteren)
|
koperen munt van 2 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21626 |
twee frank |
twee frank:
twè frang (L432p Susteren)
|
2 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
30096 |
tweesteense muur |
tweesteense muur:
twē̜štęjns [muur] (L432p Susteren)
|
Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van twee metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37d; monogr.]
II-9
|
24495 |
twijg, jonge tak |
tak:
ideosyncr.
tak (L432p Susteren),
twijg:
WBD/WLD
twīēg (L432p Susteren)
|
Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|