e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
twintig frank twintig frank: twingtig frang (Susteren) 20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
ui, ajuin unne: unne (Susteren) I-7
uienpannenkoek ajuinenkoek: #NAME?  unnekook (Susteren) Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)] III-2-3
uier uier: ȳi̯ǝr (Susteren), ȳǝr (Susteren) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uil uil: ūūl (Susteren) uil [SGV (1914)] III-4-1
uitblinken uitblinken: oetblinke (Susteren), ōētblinkə (Susteren) schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)] III-1-4
uitbrander berisping: bərisping (Susteren), rappelementje: rappellemenjte (Susteren), schrobbering: sjrobbering (Susteren), standje: e sjtanjte (Susteren), uitbrander: ōētbrànjər (Susteren) een lichte afkeuring als straf [ripplement, rappelement, afkemming, kemming, afleiding, schelles, berisping] [N 85 (1981)] || een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)] || iemand een afkeurende opmerking geven [struffen] [N 85 (1981)] III-1-4
uitdenken uitprakkiseren: oetprakkezere (Susteren), ōētpràkkəzeerə (Susteren), verzinnen: verzinne (Susteren) door nadenken ontwerpen; verzinnen [uitfineren, figeleren, uitprakkezeren, bedenken] [N 85 (1981)] III-1-4
uiteenploegen afploegen: ãf[ploegen] (Susteren) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1
uiten uitdrukken: oetdrökke (Susteren), uiten: ūūtə (Susteren) uitspreken; te kennen geven [uiten, uiteren, lossen] [N 87 (1981)] III-3-1