| 21445 |
uitschelden |
schelden:
sjelje (L432p Susteren),
uitschelden:
oetsjelle (L432p Susteren),
ōētsjèljə (L432p Susteren)
|
iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)] || schelden [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 18108 |
uitslag onder de neus |
zweren:
zjwéérə (L432p Susteren)
|
Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 21787 |
uitsluitsel |
uitsluitsel:
ōētsjlōētsəl (L432p Susteren)
|
een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 18925 |
uitstellen |
trekken:
trékkə (L432p Susteren),
uitstellen:
oetsjtélle (L432p Susteren)
|
iets niet op het daarop vastgestelde tijdstip verrichten maar het naar een later tijdstip verschuiven [uitstellen, trekken, vertrekken, verstrekken, nazien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18891 |
uitvlucht |
uitvlucht:
oetfluuch (L432p Susteren),
ōētvluch (L432p Susteren)
|
wat men aanvoert om iets niet te hoeven doen [uitvlucht, uitvluchtsel, uitmaak, uitmaaksel, flauws, zoeking] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 29925 |
uitvoerder |
uitvoerder:
ūt˲vø̄rdǝr (L432p Susteren),
voorman:
vø̄rman (L432p Susteren)
|
Persoon die in dienst van een aannemer of ambachtsman de leiding heeft over de uitvoering van een werk. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.]
II-9
|
| 21831 |
uitvoerig verhaal |
litanie:
littənĭĕ (L432p Susteren)
|
een uitvoerig verhaal [teel] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 26076 |
uitwendig kruiwerk |
kruiwerk:
kruiwerk (L432p Susteren)
|
Algemene benaming voor alle voorzieningen die aan de buitenzijde van de molen zijn aangebracht om de gehele molen of de molenkap naar de wind te draaien. [N O, 30h; Sche 60; monogr.]
II-3
|
| 34144 |
uitwerpselen van koeien |
koeflater:
kuflǭtǝr (L432p Susteren)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
| 21133 |
uitwijken |
uitwijken:
ōētwīēkə (L432p Susteren),
wijken:
wieke (L432p Susteren)
|
met paard en kar van het midden van de weg naar rechts wijken (afzetten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|