20304 |
verwend kindje |
nest:
nés (L432p Susteren),
verwende gosse:
cf. lemma KIND (TROETELNAAM)
verwínde goetsj (L432p Susteren),
verwende poet:
verwínde poet (L432p Susteren)
|
een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21795 |
verwensen |
verwensen:
verwinjsche (L432p Susteren),
vərwunsjə (L432p Susteren)
|
iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21806 |
verzoek |
verzoek:
verzeuk (L432p Susteren),
vərzeuk (L432p Susteren)
|
het vragen iets te willen doen, verzoek [bede] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
30014 |
verzopen mortel |
verzopen spijs:
vǝrzǫapǝ [spijs] (L432p Susteren)
|
Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
18931 |
verzuimen |
nalaten:
naolaote (L432p Susteren),
verzuimen:
vərzuimə (L432p Susteren)
|
nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18277 |
vest |
kamizool (<fr.):
kammezoal (L432p Susteren),
kamizooltje (<fr.):
kamezölke (L432p Susteren),
vesting:
vesting (L432p Susteren),
wal:
wàl (L432p Susteren)
|
de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)] || herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest (kleedingstuk) [SGV (1914)]
III-1-3, III-3-1
|
18533 |
vestzakje |
kamizooltjestasje (<fr.):
kamezölkestesjke (L432p Susteren)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34054 |
vet te mesten stierkalf |
meststiertje:
mɛsštīrkǝ (L432p Susteren)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (kalf) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75a]
I-11
|
34071 |
vetkoe |
mestkoe:
mɛs[koe] (L432p Susteren)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
34274 |
vetmesten |
masten:
mastǝ (L432p Susteren)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|