33140 |
wannen met de wanmolen |
wannen:
[wannen] (L432p Susteren)
|
Het werken met de wanmolen. Zie voor de fonetische documentatie van [wannen] het lemma ''wannen met de wan'' (6.3.1) en zie ook de toelichting bij dat lemma. [N 14, 39; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18268 |
want |
want:
wante (L432p Susteren)
|
wanten, met duim maar zonder vingers [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21743 |
wapen |
wapen:
waope (L432p Susteren),
waopə (L432p Susteren)
|
een voorwerp dat bestemd is om iemand letsel toe te brengen of zich ermee te verdedigen [wapen, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21741 |
wapenschild |
schild:
sjiljt (L432p Susteren),
sjiltj (L432p Susteren)
|
een bord waarop een wapen [bijv. van een legeronderdeel] geschilderd is [schild, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25204 |
warm weerx |
warm (weer):
werm wér (L432p Susteren),
wērm (L432p Susteren),
wèrm (L432p Susteren)
|
warm [SGV (1914)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19717 |
was |
was:
wĕsj (L432p Susteren)
|
wasch [SGV (1914)]
III-2-1
|
19714 |
wasbord |
wasbred:
wesjbrééd (L432p Susteren),
wàsjbréét (L432p Susteren)
|
de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
32545 |
wasmand |
wasmand:
wɛšmanj (L432p Susteren)
|
In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
34173 |
waterblaas |
waterblaas:
wātǝrblǭs (L432p Susteren)
|
De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a]
I-11
|
18302 |
waterdichte laars |
waterstevel:
watersjteevele (L432p Susteren)
|
laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|