17596 |
wimper |
plimp:
plùmp (L432p Susteren),
wimpel:
wumpel (L432p Susteren)
|
wimper [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17708 |
wind |
poepje:
e puupke (L432p Susteren),
scheet:
sjeet (L432p Susteren, ...
L432p Susteren)
|
Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
wēndj (L432p Susteren)
|
wind [SGV (1914)]
III-4-4
|
29877 |
winddroog |
winddroog:
węnjt˲drø̄x (L432p Susteren)
|
Gezegd van metselstenen die aan de oppervlakte droog en inwendig nat zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Metselstenen bevochtigen'. [N 31, 13b]
II-9
|
25160 |
winderig weer |
het is winderig:
⁄t is wènjerig (L432p Susteren),
vol wind:
vol wēnj (L432p Susteren),
winderig (weer):
wénjerig wér (L432p Susteren),
wénjərich (L432p Susteren)
|
winderig [SGV (1914)] || winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)] || winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
26021 |
windpeluw |
windpulf:
węntjpø̜lǝf (L432p Susteren)
|
De zware balk in het stormeinde waar de halssteen of het metalen lager voor de molenas op bevestigd is. Zie ook afb. 17. [N O, 28c; N O, 28i; A 42A, 5; monogr.]
II-3
|
25208 |
windstilte |
stil (weer):
sjtil (L432p Susteren),
windstil (weer):
wéndjsjtil (L432p Susteren),
windstilte:
wénjtsjtiltə (L432p Susteren)
|
windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21782 |
winkel |
winkel:
winkəl (L432p Susteren)
|
het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18434 |
winkelhaak |
rits:
rēts (L432p Susteren),
WNT: rits (I), deels ontleend aan hd. ritz of ritze. 1) Reet, spleet...
reets (L432p Susteren),
winkelhaak:
weŋkǝlhǫak (L432p Susteren),
weŋkǝlhǭk (L432p Susteren)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend of kunnen werkstukken op hun haaksheid worden gecontroleerd. De winkelhaak kan L- of T-vormig zijn uitgevoerd en al dan niet van een aanslag (blok) of maatverdeling zijn voorzien. De T-vormige winkelhaak wordt ook T-haak of kruishaak genoemd. Zie ook het lemma "winkelhaak" in Wld II.9, pag. 10 en afb. 76. [N 33, 318a; N 33, 318c-d; N 64, 79b; monogr.] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)]
II-11, II-7, II-9, III-1-3
|
22770 |
winnen |
winnen:
(w)Ene (L432p Susteren)
|
winnen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|