e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

Gevonden: 4880
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwerm vogels vlucht: er vluch (Susteren), vluch (Susteren) groep bijeenhorende vogels (vlucht, klamp, krooi) [N 83 (1981)] III-4-1
zwermen zwermen: žwɛrmǝ (Susteren) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zweten zweten: zjweite (Susteren), zweite (Susteren) zweten [N 10a (1961)], [SGV (1914)] III-1-2
zwezerik pezerik: #NAME?  pezerik (Susteren) Zwezerik (sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3
zwiepingen schoren: šǭrǝ (Susteren) De houten latten waarmee het profiel loodrecht wordt vastgezet. Zie ook afb. 28. [N 31, 7b; monogr.] II-9
zwijgen zwijgen: zjwiege (Susteren) zwijgen [SGV (1914)] III-3-1
zwik zwik: šwek (Susteren) De iets naar buiten staande punt van een hoefnagel. [N 33, 369] II-11
zwoegen hel werken: hèl wirkə (Susteren), ploeteren: ploetere (Susteren), slaven: sjlave (Susteren), zich uitsloven: zich oetsjlove (Susteren), zich ōētsjloovə (Susteren) hard werken [zwoegen, wroeten, adammen, muiken, ploeteren, trimmen, porren] [N 85 (1981)] || zich bijzonder inspannen, erg veel moeite doen [zich weren, zich uitsloven, weerbieden] [N 85 (1981)] || zwoegen (hard werken) [SGV (1914)] III-1-4
zwoord zwaard: zjwaard (Susteren), #NAME?  schwaars (Susteren) De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)] || zwoord (spek~) [SGV (1914)] III-2-3
één frank frank: ene frang (Susteren) 1 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1