32598 |
compost |
compote:
kǫmpǫt (L432p Susteren)
|
Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.]
I-1
|
22829 |
concert |
concert (<fr.):
conzert (L432p Susteren)
|
concert [SGV (1914)]
III-3-2
|
23202 |
congregatie |
congregatie:
congregasie (L432p Susteren)
|
congregatie [SGV (1914)]
III-3-3
|
30088 |
contrefort |
steunbeer:
štø̄nbē̜r (L432p Susteren)
|
Vooruitspringende steunbeer of schraagpijler om het muurwerk te verstevigen en om eventuele druk van de tegengestelde kant, bijvoorbeeld veroorzaakt door de aanwezigheid van gewelven, weerstand te bieden. Zie ook afb. 31. In L 271 kende men steunberen die recht, schuin en trapsgewijze waren uitgevoerd. [N 31, 49; monogr.]
II-9
|
25390 |
controleren |
proberen of het (hij) gaat:
prǫbērǝ ǫftǝr gęjt (L432p Susteren)
|
Men controleert of de haren en de huid voldoende geweekt zijn door met de vingers aan een plukje haar te trekken of erover te wrijven. Als de haren zich gemakkelijk laten verwijderen is het varken genoeg gebroeid. [N 28, 24]
II-1
|
32810 |
cultivator, extirpator |
cultivator:
køltǝfātǝr (L432p Susteren)
|
De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.]
I-2
|
24327 |
daas (tabanidae) |
bloedzuiger:
bloodzuuger (L432p Susteren),
gele vlieg:
ideosyncr.
chéíl vleeg (L432p Susteren),
praam:
WBD/WLD
prààm (L432p Susteren)
|
Hoe noemt u de grote vlieg waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen. De wijfjes zuigen bloed bij grote zoogdieren en mensen. De grote soorten steken pijnlijk en achtervolgen mensen en dieren met grote hardnekkigheid (daas, dazerik, dol) [N 83 (1981)] || paardenbloedzuiger, algemeen voorkomend in sloten, geen bloed zuigend [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20895 |
dadel |
dadel:
WBD/WLD
dààdəl (L432p Susteren)
|
De vrucht van de dadelpalm (dadel, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
24898 |
dageraad |
aanbreken:
àànbréékə (L432p Susteren)
|
het aanbreken van de dag [lamieren, krieken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21724 |
dagvaarden |
aanzegging:
aanzégging (L432p Susteren)
|
iemand laten weten dat hij voor de rechter moet verschijnen [ontbieden, pressen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|