e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Susteren

Overzicht

Gevonden: 4880
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopvont doophuisje: douphuuske (Susteren), doopvont: dô.pfunt (Susteren) doopvont [RND], [SGV (1914)] III-3-3
door een staand gewas lopen waden: wààjə (Susteren) lopen: Door een staand gewas lopen (spolken). [N 84 (1981)] III-1-2
door elkaar, verward dooreen: doorein (Susteren, ... ), ongeregeld: ongeregelt (Susteren), onregelmatig: ónreegəlmaotich (Susteren), verward: vərwórt (Susteren) dooreen [SGV (1914)] || niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)] III-4-4
doordeweekse (werk)schort blauwe scholk: blauwe sjolk (Susteren) schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren `s werkendaagse kleren: sjwerkendigse kléjer (Susteren), doordeweekse kleren: doordewaekse kleier (Susteren), doordewaikse kleijer (Susteren) De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doordrenken, nat maken nat maken: nààt mààkə (Susteren), platsen: platsje (Susteren) met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)] III-4-4
doorn ast: hāst (Susteren) Een harde plek in de steen. [N O, 18n] II-3
doorn, stekel doorn: doare (Susteren), doorn (mv.): døͅr (Susteren), doornen: döre (Susteren) doorn [SGV (1914)] || doornen [RND] || doorns [SGV (1914)] III-4-3
doornappel gifappel: -  gifappel (Susteren) doornappel III-4-3
doornstruik doornenstruik: dörrestroek (Susteren) doornstruik [SGV (1914)] III-4-3