e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gezang gezang: gezang (Swalmen) Gezang. III-3-2
gezelschap compagnie (fr.): kômpenie (Swalmen) de persoon of personen waarmee men samen is [komplot, kompagnie] [N 87 (1981)] III-3-1
gezicht gezicht: gezeg (Swalmen), gezich (Swalmen), wezen: waeze (Swalmen) gezicht [DC 01 (1931)] || Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)] III-1-1
gezicht (spotnamen) gevreet: gevrèt (Swalmen) gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
gezin huishouden: hoeshaje (Swalmen) man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 87 (1981)] III-2-2
gezond gezond zijn: gezôndj (Swalmen), gezôontj (Swalmen) Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, nuver,eerlijk, gaaf, krek). [N 84 (1981)] III-1-2
gezongen mis gezongen mis: gezonge mès (Swalmen) Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)] III-3-3
gezwad, regel gemaaid gras gezwaard: gǝžwārt (Swalmen), gezwad: gǝšwāt (Swalmen), gǝžwā.t (Swalmen  [(betekent ook 'zwad')]  ) De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.] I-3
gezwel gezwel: gezjwelle (Swalmen) gezwel [bel] [N 10 (1961)] III-1-2
gezwollen tandvlees gezwollen tandvlees: gǝžwǫlǝ tantjvlęi̯s (Swalmen), roos: rōs (Swalmen) Zwelling van het tandvlees treedt op bij jonge paarden tijdens de periode van tandwisseling. [JG lb, 2 c; A 48A, 51; N 8, 90f, 91 en 92] I-9