e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glad, glijdend glad: gled (Swalmen) glad [SGV (1914)] III-4-4
gladde ijzerdraad draad: drǭt (Swalmen), tuindraad: tūndrǭt (Swalmen) Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.] I-8
gladiool lelie: lelie (Swalmen) Gewone zwaardlelie (gladiolus communis). Hoge plant (bijna 1 m), de bladeren zijn zwaardvormig en spits gevormd. De bloemen naar één kant, de kleur is rood of wit, met allerlei tussenkleuren; de bloembuis is gebogen (gladiool, harnaswortel, 12 apostelen, [N 92 (1982)] III-2-1
glas-in-loodraam glas-in-loodraam: glaas in loodraam (Swalmen) Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)] III-3-3
glasgordijn gordijn: gerdien (Swalmen) Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)] III-2-1
glassnijder glassnijder: glāsšnijǝr (Swalmen) Instrument waarmee het glas op maat wordt ingeritst. De glassnijder kan zijn samengesteld uit een houten handvat waaraan een diamant is bevestigd, maar er bestaan ook uitvoeringen waarbij het glas met behulp van een stalen wieltje wordt ingeritst. Aan de zijkant van de kop van de glassnijder zijn soms enige inkepingen aangebracht, die corresponderen met de verschillende glasdiktes. Zij worden gebruikt om het glas af te breken. In Q 203 werden deze inkepingen 'de tanden' ('dǝ t'ŋ') genoemd. Zie ook afb. 98. [N 67, 58a; N 67, 58b; monogr.] II-9
glazenkast glaskast: glaaskas (Swalmen), glazerenkast: glazere kas (Swalmen) Kast met opbouw, voor zilver- of glaswerk (buffet, zilverkast, glazenkast) [N 79 (1979)] III-2-1
glazig glazerig: glazerig (Swalmen), glazərich (Swalmen), gláázərich (Swalmen), glazig: gláázich (Swalmen) glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
glazuur glazuur: glazuur (Swalmen), glàzuur (Swalmen) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email). [N 84 (1981)] III-1-1
gleiswerk aardewerk: ē̜rdǝwęrk (Swalmen) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8