22395 |
kaarten bijnemen |
kopen:
kōͅpə (L331p Swalmen)
|
Kaarten bijnemen [rafelen, fretten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22628 |
kaarten, een spelletje kaarten |
slag:
Sub 1sjlaag.
`ne sjlaag kaarte (L331p Swalmen)
|
Een partijtje kaarten.
III-3-2
|
23017 |
kaartspel |
kaartspel:
Bijv. toeppe, heuge, kruutse, enz.
kaartsjpeel (L331p Swalmen)
|
(Soort) kaartspel.
III-3-2
|
20802 |
kaas |
kaas:
kees (L331p Swalmen),
kîês (L331p Swalmen)
|
kaas [RND], [SGV (1914)]
III-2-3
|
24833 |
kaasjeskruid |
broodjesbloem:
brø̄tjǝsblom (L331p Swalmen)
|
Malva L. Een vrij algemeen voorkomende struikachtige plant met langgesteelde bladeren, bloemen in groepen van twee of meer in de bladoksels en vruchtjes in de vorm van een plat kaasje. Het grote kaasjeskruid (Malva sylvestris L.), dat veel in bermen voorkomt, wordt tot meer dan 1 meter hoog en heeft roze of lichtpaarse bloemen en een ruwbehaarde stengel. Het kleine kaasjeskruid (Malva neglecta Wallr.), dat 40 cm groot wordt, komt meestal liggend voor bij boerderijen en aan wegranden en heeft rozerode, soms ook witte bloemen. De bloei duurt van juni tot september. [A 52, 10a en 10b; monogr.]
I-5
|
22610 |
kaatsbal |
kaatsbal:
kaatsbal (L331p Swalmen)
|
Kaatsbal (een grote bal, waarmee vooral meisjes speelden.
III-3-2
|
22622 |
kaatsen |
kaatsen:
ka:tsjə (L331p Swalmen),
kaatse (L331p Swalmen),
prikken:
ne Bal -.
prikke (L331p Swalmen)
|
kaatsen [RND] || Kaatsen. || Vangen, opvangen.
III-3-2
|
22369 |
kaatsen (ballen) |
ballen:
balle (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen),
balə (L331p Swalmen)
|
Ballen, met een bal spelen. || Met een bal spelen [ballen, bollen, tossen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23212 |
kabouter |
kabouter:
kaboutər (L331p Swalmen)
|
kabouter [SGV (1914)]
III-3-3
|
19751 |
kachel, stoof |
stoof:
štōf (L331p Swalmen)
|
kachel [SGV (1914)]
III-2-1
|