22336 |
kampen |
kavelen:
kavele (L331p Swalmen),
kāvələ (L331p Swalmen)
|
Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24704 |
kamperfoelie |
foelie:
WLD
foelie (L331p Swalmen),
kamperfoelie:
kamperfoelie (L331p Swalmen),
lievevrouwehennetje:
WLD
Lievevroewe-héntje (L331p Swalmen)
|
Wilde kamperfoelie (lonicera periclymenum 150 tot 300 cm grote klimplant met houtige stengels; de bladeren zijn tegenoverstaand en meestal gaafrandig; de bloemen staan in (schijn)kransen of hoofdjes met een lange kroonbuis, geelachtig wit of purperrood [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25296 |
kan, maat van één liter |
liter:
lieter (L331p Swalmen)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 1 liter [mengel, kan, kop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21173 |
kanaal |
kanaal:
kanaal (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen)
|
een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20599 |
kandeel |
bierpap:
beerpap (L331p Swalmen),
grog:
gròg (L331p Swalmen)
|
kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
kaarsenluchter:
kaerseluchter (L331p Swalmen)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19109 |
kans |
kans:
kans (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen,
L331p Swalmen)
|
De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] || kans: Als hij - ziet zal hij proberen je te bedriegen [DC 35 (1963)]
III-1-4, III-3-2
|
29868 |
kantelbank |
wipbank:
wep˱baŋk (L331p Swalmen)
|
Bank met vorm waarvan de bodem beweegbaar was. Door deze bodem met behulp van een pedaal omhoog te drukken kon men de gladgestreken kleikoek wegnemen en op de panvorm leggen. Het uitnemen van de kleikoek werd in L 270 uitkloppen (ūtklǫp\) genoemd. [monogr.]
II-8
|
21721 |
kantongerecht |
kantongerecht:
kantongerech (L331p Swalmen),
kantongerich (L331p Swalmen)
|
het laagste rechtscollege, bevoegd tot kennisneming van kleine burgerlijke zaken en tot berechting van overtredingen [kantongerecht, tribunaal] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33116 |
kap aan de vlegelknuppel |
kap:
kap (L331p Swalmen)
|
In tegenstelling tot de kap aan de vlegelstok die van ijzer is, is de kap aan het slaghout van leer. De meest voorkomende vorm van deze kap is een zeer stevig stuk taai varkensleer (in Q 9: van ezelleer); aan de uiteinden zitten enkele gaatjes, waar een leren veter doorheen wordt gehaald waarmee de kap, met een lus, om de vlegelknuppel wordt vastgesnoerd. Daartoe zijn in de enigszins afgeplatte kant van de knuppel enkele (doorgaans drie) inkepingen gemaakt waar de veters doorheen lopen. Zie afbeelding 10, d. In L 286 tekent de zegsman een vlegelknuppel met een gat erin, waardoor de vlegelband loopt. [N 14, 3b, 3d en 3e; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|