e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kom komp: koͅmp (Swalmen) kom [SGV (1914)] III-2-1
komen komen: kome (Swalmen), kumə (Swalmen) komen [RND], [SGV (1914)] III-1-2
komijnekaas gekruide kaas: gekruuje kees (Swalmen) Komijnekaas (kantert, kemuuniekaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
komisch nozel: néúzel (Swalmen) lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)] III-1-4
kommervol (zijn): kommer leed: leit (Swalmen) vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)] III-1-4
konijn konijn: knien (Swalmen) konijn [SGV (1914)] III-2-1
konijnenhol konijnsaard: kniensaerd (Swalmen), pijp: WLD  pĭĕp (Swalmen) Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] III-4-2
koning hoepelman: hupǝlman (Swalmen), koning: keuning (Swalmen), kø.niŋ (Swalmen), kø̄neŋ (Swalmen) De koning is een verticale as met bovenop een kroonwiel. Via die constructie zet een rondlopend paard de karnmolen in beweging. Zie ook wld II.3 v.a. blz. 163. [N 12, 56] || koning [RND], [SGV (1914)] I-11, III-3-1
koning en vrouw van een kleur in een hand stuk: sjtøͅk (Swalmen) Koning en vrouw van één kleur in één hand [stuk]. [N 88 (1982)] III-3-2
koning in het kaartspel koning: Sjöppe-.  keuning (Swalmen) Koning. III-3-2