| 34190 |
bedorven melk |
biestmelk:
bēsmelk (L331p Swalmen),
melk met stoppen:
mɛlk met štø̜p (L331p Swalmen)
|
Uierontsteking kan aanleiding zijn voor het sterk veranderen van de melk. Ze kan zelfs etterig, bloederig of geelwaterig worden. Soms vindt men in de melk slechts enkele kleine stolseltjes. [N 52, 5b; A 48A, 10b]
I-11
|
| 18965 |
bedriegen |
bedonderen:
bedondere (L331p Swalmen),
bedriegen:
bedreegə (L331p Swalmen),
besodemieteren:
besaudemietere (L331p Swalmen),
bezeiken:
bezeike (L331p Swalmen),
verneuken:
vèrnèùke (L331p Swalmen)
|
bedriegen [SGV (1914)] || bedriegen: Als hij kans ziet zal hij proberen je te - [DC 35 (1963)] || iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)] || opzettelijk bedrog [konkelfoes, konterband] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18966 |
bedrieger |
bedrieger:
bedreger (L331p Swalmen),
bezeiker:
bezeiker (L331p Swalmen)
|
iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 33344 |
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis |
achterhuis:
axtǝrhūs (L331p Swalmen),
stallen:
štɛl (L331p Swalmen)
|
Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.]
I-6
|
| 18825 |
bedroefd |
bedroefd:
bedreufd (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen),
bedrêuf (L331p Swalmen)
|
bedroefd [SGV (1914)] || verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 19471 |
bedsprei |
bedsprei:
beͅtšprēͅi̯ (L331p Swalmen)
|
bedsprei [RND]
III-2-1
|
| 24426 |
beekprik |
prik:
prik (L331p Swalmen),
WLD
prik (L331p Swalmen)
|
Hoe noemt u de prik (rivierprik): heeft geen kaken, heeft kieuwopeningen en slechts één neusgat. Het is een roofvis die zich met de mond aan een prooi hecht en deze tot bloedens toe verwondt met een rasp apparaat. Hij heeft één cirkel van hoorntanden. De [N 83 (1981)]
III-4-2
|
| 22837 |
beeld |
beeld:
beeld (L331p Swalmen)
|
Beeld.
III-3-2
|
| 22688 |
beeldhouwer |
beeldhouwer:
beelthouwer (L331p Swalmen)
|
Iemand die uit steen beelden maakt [beeldsteker, beeldhouwer, beeldenpikker]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
| 22403 |
beeldzijde van een geldstuk |
kop:
kop (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen)
|
De beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|