| 33077 |
beginnen te oogsten |
invaren:
envārǝ (L331p Swalmen)
|
Hier zijn opgenomen de aparte werkwoordelijke uitdrukkingen voor het beginnen aan de oogst. Opgaven als "we gaan maaien" en identieke antwoorden als in het vorige lemma ''oogst'' (5.1.1) binnenhalen zijn weggelaten. Tenzij anders aangegeven moeten alle opgaven gelezen worden als: "we gaan ... ". Vergelijk ook het lemma ''oogst, werkzaamheden'' (4.1.2). [N 15, 9; monogr.]
I-4
|
| 25559 |
beginnen te rijzen |
beginnen te gaan:
bǝgenǝ tǝ gǭn (L331p Swalmen)
|
De informant van Q 121 merkt op dat dit "beginnen te rijzen" gebeurt van b.v. zondagavond tot 4 uur maandagmorgen. [N 29, 25a; monogr.]
II-1
|
| 32718 |
beginvoor aan de zijkant |
aanslagen:
ã.nšlę̄x (L331p Swalmen)
|
Bedoeld wordt de eerste voor die men aan de zijkant van de akker ploegt, als men deze met een wentelploeg of een keerploeg gaat omwerken of als men hem gaat uiteenploegen met een enkele ploeg. In het laatste geval wordt er aan beide zijkanten een beginvoor geploegd. Deze beginvoor wordt opgeploegd uit de op of tegen de akkergrens gelegen eindvoor van het voorafgaande seizoen. De hieronder vermelde termen hebben meestal alleen in combinatie met een werkwoord voor ploegen de betekenis "beginvoor aan de zijkant". Men zie daarom ook het lemma De Eerste Voor Ploegen onder C. [N 11, 60; N 11A, 117b + 121c]
I-1
|
| 32716 |
beginvoor, -voren |
aanslag:
ã.nšlā.x (L331p Swalmen)
|
Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b]
I-1
|
| 20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begrafenis (L331p Swalmen),
begrĕfenis (L331p Swalmen)
|
begrafenis [SGV (1914)] || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
| 20431 |
begraven |
begraven:
begrave (L331p Swalmen)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
| 18807 |
begrijpen |
snappen:
sjnappe (L331p Swalmen),
sjnàppe (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen)
|
het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)] || met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18798 |
begrip, besef |
benul:
benul (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen)
|
een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 22669 |
beiaard |
klokkenspel:
klokksjpel (L331p Swalmen)
|
Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
| 32737 |
beide panden van een uiteengeploegde akker |
kanten:
kɛnj (L331p Swalmen)
|
Het uiteenploegen van een akker levert, als men de keerstroken buiten beschouwing laat, twee even grote stroken op aan weerskanten van de eindvoor in het midden. Uiterlijk is er overeenkomst met het ploegen in panden. Voor deze, afzonderlijk te ploegen delen van een akker zie men echter het vorige lemma. [N 11, 54; N 11A, 121f]
I-1
|