| 18378 |
beugeltas |
beugeltas:
beugeltes (L331p Swalmen)
|
tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 20180 |
bevallen |
een kindje krijgen:
ein kiendje kriege (L331p Swalmen),
uitkramen:
ôetkraome (L331p Swalmen)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
| 19259 |
bevel |
bevel:
bevael (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen),
bevèl (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen),
bəvel (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen)
|
bevel [SGV (1914)] || een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
| 19258 |
bevelen |
bestellen:
besjtelle (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen),
opdragen:
opdrààge (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
| 33843 |
bevend schudden met de huid |
(zich) schudden:
šø̜dǝ (L331p Swalmen),
razelen:
rāzǝlǝ (L331p Swalmen)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
| 33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
koolraaphoek:
kǫlrāphōk (L331p Swalmen),
krottenhoek:
krǫtǝhōk (L331p Swalmen)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
| 17950 |
beweeglijk rondlopen |
lopen wie een heks die het gat brandt:
loupe wie ein heks die t gaat branje (L331p Swalmen)
|
lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 19238 |
bewerkelijk (zijn) |
bewerkelijk:
bewirkelek (L331p Swalmen)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 25573 |
bewerken van het deeg op de werktafel |
droogslaap:
drø̄x slǭn (L331p Swalmen)
|
De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.]
II-1
|
| 23560 |
bewieroken |
wieroken:
wierike (L331p Swalmen)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|