31432 |
ponsnippel |
stempel:
štɛmpǝl (L331p Swalmen)
|
Het onderdeel van de ponsmachine waarmee het gat in het plaatmateriaal wordt geponst. Het bestaat uit een hardstalen pen met een massieve schacht, die eindigt in een hol uiteinde waarvan de omtrek geslepen is. Zie ook afb. 134. [N 33, 346a; N 64, 72]
II-11
|
21170 |
ponton |
vlot:
vlaot (L331p Swalmen)
|
een drijvende brug (ponton) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19474 |
pook |
ragelijzer:
rōͅxəlīzər (L331p Swalmen)
|
pook [SGV (1914)]
III-2-1
|
19957 |
poort |
poort:
port (L331p Swalmen),
pǫrt (L331p Swalmen)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
34019 |
poot omhoog |
poot-op:
put˱ ǫp (L331p Swalmen)
|
Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k]
I-10
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
poter:
pø̜̄tǝr (L331p Swalmen)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
17953 |
pootjebaden |
pootjebaden:
peutje baje (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen)
|
lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34174 |
pootjesblaas |
waterblaas:
wātǝrblǭs (L331p Swalmen)
|
De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b]
I-11
|
22927 |
pop add. |
lappenpop:
lappepóp (L331p Swalmen)
|
Van lappen gemaakte pop.
III-3-2
|