21515 |
proces-verbaal |
proces-verbaal:
persesverbaal (L331p Swalmen),
verbaal (<fr.):
vèrbaal (L331p Swalmen)
|
het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23243 |
processie |
processie (<lat.):
processie (L331p Swalmen)
|
processie [SGV (1914)]
III-3-3
|
17742 |
proeven |
proeven:
preuve (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen,
L331p Swalmen),
preuvə (L331p Swalmen),
prövə (L331p Swalmen)
|
proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
profitere (L331p Swalmen),
prôofetêêre (L331p Swalmen)
|
een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18221 |
pronken |
grootserik (zn.):
greutserik (L331p Swalmen),
prijken:
priekə (L331p Swalmen),
pronken:
pronkə (L331p Swalmen)
|
in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)]
III-1-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
veer:
vaer (L331p Swalmen)
|
pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20506 |
proosten |
proosten:
prooste (L331p Swalmen),
prôôstə (L331p Swalmen)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21698 |
prop |
prop:
prop (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen)
|
een bal van samendrukbaar materiaal, bijv. papier [dompel, bol, prop] [N 91 (1982)]
III-3-1
|
22310 |
proppenschieter |
klapbus:
klapbös (L331p Swalmen),
proppenschieter:
proppesjeeter (L331p Swalmen)
|
Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20456 |
prostituée |
hoer:
hoor (L331p Swalmen)
|
prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 86 (1981)]
III-2-2
|