e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rechterkant van het paard van de hand: van dǝ hantj (Swalmen) Tegenovergestelde kant van de plaats waar de voerman gaat. [N 8, 9 en 10] I-9
rechtop streek: sjrééch (Swalmen) rechtopstaand, recht omhoog staand [fiks] [N 91 (1982)] III-4-4
rechtspreken berechten: beréchte (Swalmen), rechtspreken: rechsjpraeke (Swalmen) rechtspreken [rechten] [N 90 (1982)] III-3-1
rechtstaande oren flaporen: flaporen (Swalmen) oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)] III-1-1
rechtvaardig gerechtig: gerechtig (Swalmen) handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)] III-1-4
reeks, rij rij: rie (Swalmen, ... ), riej (Swalmen) een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] || rij [SGV (1914)] III-4-4
reepje overschietend gras (een) baard laten staan: bā.rt lǭtǝ štǭ.n (Swalmen), vlinken: vleŋkǝ (Swalmen) Soms blijft er bij het maaien een reepje gras staan omdat men de slag met de zeis iets te ver neemt. De zegslieden hebben dit verschijnsel zowel door een zelfstandig naamwoord (zoals zwaaibalk of baard) benoemd, als ook door een werkwoordelijke uitdrukking, waarin een dergelijk zelfstandig naamwoord voorkomt (zoals een baard maaien of een baard laten staan), en tenslotte ook door een op zichzelf staand werkwoord of werkwoordelijke uitdrukking (zoals te breed pakken of te wijd grijpen). Al deze opgaven zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 96] I-3
regen (alg.) regen: raenger (Swalmen), rèènger (Swalmen) regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] III-4-4
regenboog regenboog: raengerbaog (Swalmen), ’ne rèèngerboag (Swalmen) regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] III-4-4
regenbuitje bijs: bīēs (Swalmen), licht bijsje: lich bīēske (Swalmen) licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)] III-4-4