e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schapenvet schapenvet: sjaopevet (Swalmen) Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
scharrelen scharren: šorǝ (Swalmen) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schaterlachen schateren: sjatere (Swalmen) schaterlachen; inventarisatie gebruik [N 38 (1971)] III-1-4
schatten schatten: sjàtte (Swalmen) het gewicht van iets schatten [koersen, prijzen] [N 89 (1982)] III-3-1
schavotten schavotten: šāvǫtǝ (Swalmen) Houten etages, op ongeveer een schopzwaai afstand boven elkaar in de wand van de kleikuil geplaatst, waarlangs het zand en de klei trapsgewijze naar boven wordt gebracht. [monogr.] II-8
schede schede: scheei (Swalmen), schej (Swalmen), sjei (Swalmen), spleet: sjplêêt (Swalmen) schede, lederen ~ waarin een mes wordt bewaard [N 20 (zj)] || Schede: het buisvormige deel van de vrouwelijke geslachtsorganen dat toegang verleent tot de baarmoederhals, vagina (slot, foeter, keet, schede). [N 84 (1981)] || scheede [SGV (1914)] III-1-1, III-2-1
schede van de koe lijf: līf (Swalmen), schede: šęi̯ (Swalmen) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheef, niet recht scheef: sjeif (Swalmen), schreeg: sjrééch (Swalmen) van de rechte richting afwijkend, niet recht of niet rechthoekig [scheef, noers, noes, slim, scheel, schieps, schuins, schiks, schoeks] [N 91 (1982)] III-4-4
scheel zien scheel kijken: sjéélkîêke (Swalmen), scheel loensen: sjael loense (Swalmen) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op eenzelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, blieken, een bloem op het oog hebben). [N 84 (1981)] III-1-1
scheen scheen: scheen (Swalmen), sjeen (Swalmen) scheen [SGV (1914)] || scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1