e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spenen spenen: sjpene (Swalmen), špēnǝ (Swalmen), vanaf doen: der vanaaf gedaon (Swalmen) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] || Hoe heet verder: het apart zetten, spenen van de jongen? [N 93 (1983)] I-9, III-3-2
sperma natuur: natuur (Swalmen), zaad: zâot (Swalmen) Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)] III-1-1
sperwer sperwer: sjperwer (Swalmen), sjperwer (kleine en grote) (Swalmen) sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)] III-4-1
sperziebonen slabonen: WLD  sjlaaiboon (Swalmen), spersboontjes: sjpersbeunkes (Swalmen, ... ) De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] I-7
spetteren kissen: kīēsjə (Swalmen), spuiten: sjpuite (Swalmen) sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)] III-2-3
spie kijl: kī.l (Swalmen), spie/spij: špī(i̯) (Swalmen) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spiegel spiegel: schpeegəl (Swalmen) spiegel [SGV (1914)] III-2-1
spieken spieken: sjpieke (Swalmen) spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)] III-3-1
spiering spiering: WLD  sjpiering (Swalmen) Hoe noemt u de spiering: een kleine beenvis. De schedel is min of meer doorzichtig. Hij komt voor aan de westkust van Europa en trekt in april-mei de rivieren op. Hij is zilverachtig en kan ± 15cm lang worden (spiering, spirk, pin) [N 83 (1981)] III-4-2
spiertje trekken spiertje trekken: sjpierke trekke (Swalmen), touwtje trekken: Sub toeke.  toeke trèkke (Swalmen), trekken: trēͅkə (Swalmen) Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] || Strootje trekken, gewoonlijk gedaan met lucifers. III-3-2