e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sprenkelen met de wijwaterkwast zengelen: zaengele (Swalmen) Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)] III-3-3
springzaad balsemien: -  balsemien (Swalmen) reuzenbalsemien [DC 68 (1993)] III-4-3
sprinkhaan sprinkhaan: schprinkhaan (Swalmen) sprinkhaan [SGV (1914)] III-4-2
sproeten sproetelen: schprootələ (Swalmen), sjprotele (Swalmen) sproet(en) [SGV (1914)] || sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
sprokkelen (hout) rapen: rââpe (Swalmen), sprokkelen: schprokkələ (Swalmen), sprokken: sjprokke (Swalmen) sprokkelen [SGV (1914)] || Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)] III-1-2
sprookje vertelsel: vertêlsel (Swalmen) een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)] III-3-1
spruiten spruitjes: sjprûûtjes (Swalmen) spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)] III-2-3
spruiten, uitbotten spruiten: sjprōēte (Swalmen), WLD  sjpròète (Swalmen) Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)] III-4-3
spruitkool, spruitje spruiten: schproetə (Swalmen), sjproete (Swalmen) [N Q (1966)]spruiten [SGV (1914)] I-7
spruitpot spruitpot: šprūtpot (Swalmen) Pot waarin men koren kookt, zodat het gaat zwellen. Vervolgens voert men dit aan beesten met name aan het paard. [N 18, 129] I-11