e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
staartmees staartmees: sjtertmees (Swalmen), sjtertmei.s (Swalmen), sjtèrtmeis (Swalmen) staartmees || staartmees (14 klein bolletje met heel lang staartje; maakt bolnest van veertjes en mos [N 09 (1961)] III-4-1
staartprijs laatste prijs: leste prīēs (Swalmen) een duif die bij de laatste winnaars geklasseerd is? [N 93 (1983)] III-3-2
staartwind staartwind: sjterwindj (Swalmen) Hoe zegt men: de duiven vliegen met de wind mee? [N 93 (1983)] III-3-2
stad stad: schtad (Swalmen), štat (Swalmen) stad [RND], [SGV (1914)] III-3-1
stadsomroeper omroeper: ômreuper (Swalmen) de persoon die in een stad of dorp gemeentelijke berichtgeving mondeling bekend maakt [stadsomroeper, belleman] [N 90 (1982)] III-3-1
staf van de suisse staf: sjtaaf (Swalmen) De staf of hellebaard van de suisse [sjtaaf?]. [N 96B (1989)] III-3-3
stal stal: šta.l (Swalmen) Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim] I-6
stalband halsband: hals˱banjtj (Swalmen), stalband: štalbanjtj (Swalmen), stalketting: štalkɛteŋ (Swalmen) Leren band om de hals van het paard, waaraan de lijn of teugel wordt vastgemaakt om het op stal vast te binden. Vergelijk ook lemma Halster. [JG 1a; N 8, 91; N 13, 18b] I-10
stalkaars kaarsenbloem: WLD  kéérsebloom (Swalmen), toorts: toorts (Swalmen) Stalkaars (verbascum thapsiforme 30 tot 180 cm grote plant. De bladeren zijn langwerpig, langs de stengel aflopend, witviltig; de plant heeft grote, uitgespreide bloemen; de bloem heeft 2 lange en kale meeldraden en 3 korte, wollig behaarde meeldraden, [N 92 (1982)] III-4-3
stalklauwen stalhoeven: štalhōvǝ (Swalmen), stalpoten: štalpø̄t (Swalmen) Als de koeien in de winter op stal staan, hebben ze weinig of geen beweging. Daardoor slijten de klauwen minder af. Ze kunnen aangroeien. Hierdoor ontstaan de "stalklauwen" met snavelvormig omgebogen toongedeelten. Deze hebben een zeer ongunstige invloed op de beenstanden en veroorzaken onnodige vermoeidheid. Zie ook het lemma ''stalklauwen'' in wbd I.3, blz. 482. [N 52, 9; A 48A, 13] I-11