22434 |
versieren (met bloemen) |
opsieren:
Wie dr fieftig waerde, haje ze de ganse gevel opgesierd.
opsiere (L331p Swalmen),
optuigen:
ne Wage veur de optoch -; de kersboum -.
optuge (L331p Swalmen),
sieren:
siere (L331p Swalmen),
Ze höbbe gesierd (het huis versierd).
siere (L331p Swalmen),
versieren:
versiere (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen)
|
Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)] || Opsieren, versieren. || Optuigen, versieren. || Sieren, versieren. || Versieren.
III-3-2
|
33455 |
versiering op de vertikale paal in een schuurpoort |
stijpteken:
štiptɛi̯kǝ (L331p Swalmen)
|
Op de vertikale paal in een schuurpoort, de losse paal waar de poort tegen gesloten wordt, is een enkele keer een versiering aangebracht, religieuze voorstellingen (bijv. een miskelk), initialen en/of een jaartal. Dit komt echter bijzonder weinig voor. Zie afbeelding 19. [N 5A, 93c]
I-6
|
18242 |
versiersel |
smuk (<du.):
sjmoek (L331p Swalmen)
|
voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25344 |
verslachten |
afslachten:
āfgǝšlax (L331p Swalmen)
|
Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97]
II-1
|
18226 |
versleten |
versleten:
versjlete (L331p Swalmen)
|
door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
32918 |
verspreid gras |
sprei:
špręi̯ (L331p Swalmen)
|
Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98]
I-3
|
18797 |
verstand |
kopje:
köpke (L331p Swalmen),
verstand:
vèrsjtandj (L331p Swalmen)
|
het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
verštenjig (L331p Swalmen),
vèrsjtènjig (L331p Swalmen)
|
een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] || verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
verstandstand:
versjtandjstandj (L331p Swalmen)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
29941 |
verstekhaak |
verstekhaak:
vǝrštekhǭk (L331p Swalmen)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 450 vormen. De verstekhaak wordt gebruikt om hoeken van 450 af te tekenen. Zie ook het lemma "verstekhaak" in Wld II.9, pag. 10-11 en afb. 77. [N 33, 318e]
II-11
|