e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorstaldeur voerdeur: vōrdø̄r (Swalmen) De deur van de voorstal, de gebruikelijke toegang voor personen tot de stal, waardoor tevens het groenvoer naar binnen wordt gebracht. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen (koestaldeur), (staldeur) en (stalpoort) het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3). [N 5A, 34b en 53b; add. uit N 5A, 53c] I-6
voorste deel van het paard, tot achter de voorbenen voorhand: vø̄rhantj (Swalmen) Het voorste gedeelte van het paard. Zie ook de lemmata ''middendeel van het paard'' (3.3.5) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [N 8, 11b] I-9
voorste keerstrook onderste voorhoofd: oŋǝrstǝ [voorhoofd] (Swalmen) De wendakker die aan de akkeringang of aan de weg ligt of het dichtst bij huis gelegen is. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 51a; N 11A, a; A 33, 5] I-1
voorstrengen karrestroppen: kɛrǝštrø̜p (Swalmen), voorstroppen: vø̄rštrø̜p (Swalmen), voorzeel: vø̄rzęi̯l (Swalmen), voorzeels: vø̄rzęi̯l (Swalmen) Aanvulling van het lemma voorstrengen in wld I.10: strengen waar het voorste van twee ingespannen paarden mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. [N 17, 27] || Strengen waar het voorgespan (dat is het voorste van twee ingespannen paarden) mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. Wanneer drie paarden achter elkaar zijn ingespannen trekt zowel het eerste als het tweede paard met voorstrengen. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 62] I-10, I-13
voorteken voorteken: veurteekə (Swalmen) voorteeken [SGV (1914)] III-3-3
voortijdig een levend kalf ter wereld brengen te vroeg kalven: (de koe heeft) tǝ vrø̄x gǝkāf (Swalmen) [N 3A, 41b] I-11
vooruit vooruit: vørut (Swalmen) Voermansroep om het paard vooruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95f en 96; L 1 a-m; L B 2, 253; L 26, 2; L 36, 81a; S 41; monogr.] I-10
vooruitkomen, vorderen opschieten: opsjeete (Swalmen) vooruitkomen [avanceren, vorderen, plakken, plakmaken, verkuvereren] [N 91 (1982)] III-4-4
vooruittrappen schuppen: šø̜pǝ (Swalmen), stampen: štampǝ (Swalmen) De meeste woorden in dit lemma komen ook in het volgende lemma voor. [N 8, 70b en 71] I-9
voorvoet vrei: vree (Swalmen) voet: voorste deel van de voet [vurvoet] [N 10 (1961)] III-1-1