| 22342 |
vuistslag op de rug |
dreun:
dreun (L331p Swalmen)
|
slaan, Met een vuist in de rug ~ (doffen). [N 84 (1981)]
III-3-2
|
| 19543 |
vuurslag |
tondelstaal:
tontjelsjtaol (L331p Swalmen)
|
slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19544 |
vuursteen |
ketssteen:
ketsjstein (L331p Swalmen)
|
vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19813 |
vuurtang, sinteltang |
vuurtang:
vy(3)̄rtaŋ (L331p Swalmen)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
| 22899 |
vuurtje stoken |
vuurtje stoken:
Sub vuur.
`n vuurke sjtaoke (L331p Swalmen)
|
[Vuurtje stoken].
III-3-2
|
| 31570 |
vuurvast vulmiddel |
chamotte:
šǝmǫt (L331p Swalmen)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor de diverse materialen waarmee de smid de voorstukken van kachels kan opvullen om ze tegen verbranden te vrijwaren. Chamotte is een mengsel van fijngemalen scherven dat vaak aan de klei wordt toegevoegd om deze beter geschikt te maken voor hoge temperaturen. Zie voor het woordtype chamottestenen ook het lemma ɛvuurvaste stenenɛ in WLD ii.8, pag. 70. Asbest is een vezelachtige, onbrandbare stof die in de vorm van platen ook als warmte-isolatie wordt gebruikt.' [N 33, 314]
II-11
|
| 25508 |
vuurvaste tegels |
plavuizen:
plǝvȳzǝ (L331p Swalmen)
|
De vuurvaste tegels waaruit de ovenvloer bestaat. [N 29, 4b; monogr.]
II-1
|
| 25125 |
waaienx |
waaien:
wejje (L331p Swalmen),
wejjen (L331p Swalmen),
wêjə (L331p Swalmen),
⁄t wejdə (L331p Swalmen)
|
het waaide [SGV (1914)] || waaien [N 22 (1963)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 20126 |
waaks |
waaks:
waaks (L331p Swalmen)
|
Hoe noemt u goed, ijverig waken, gezegd van een hond (gewarig, waaks, waakzaam) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
| 21617 |
waarde van 30 stuiver |
daalder:
daalder (L331p Swalmen)
|
waarde van 30 stuiver = F 1,50 [daalder, dolde?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|