e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterlossing talud: tǝrly (Swalmen) Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22] II-4
watermunt munt: WLD  muntj (Swalmen), pepermunt: paepermuntj (Swalmen) Watermunt (mentha aquatica 25 tot 90 cm groot. De plant is behaard; de stengels met bloemen aan de top; de bladeren zijn eivormig, ze zijn gesteeld, de bladrand is gezaagd of gekarteld; de bloemen staan in dichte kransen en zijn roodlila van kleur; de k [N 92 (1982)] III-4-3
waterpokken waterpokken: waterpôkke (Swalmen), wàterpôkke (Swalmen) Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 84 (1981)] III-1-2
waterpomptang waterpomptang: wātǝrpomptaŋ (Swalmen) Stalen, verstelbare tang voor het vastgrijpen en monteren van pijpmateriaal, het vast- en losdraaien van moeren, etc. De tang heeft een getande, ronde bek waarmee het materiaal kan worden vastgeklemd. De afstand tussen de bekken van de tang is verstelbaar. Zie ook afb. 69. [N 33, 177; N 64, 52; monogr.] II-11
waterput put: pøt (Swalmen, ... ), pøͅt (Swalmen, ... ), waterput: waterpøͅt (Swalmen), wātərpøͅt (Swalmen), welput: wɛlpøͅt (Swalmen) [DC 21 (1952)] [N 12 (1961)] [RND 08] [SGV (1914)] I-7
waterral waterhoentje: waaterheunke (Swalmen), waterheunke (Swalmen) waterral || waterral (28 onzichtbaar levende vogel van moerassen; roep geluid heel opvallend [kroeïe-kroeï] en geluid of er een varken wordt gekeeld [N 09 (1961)] III-4-1
waterranonkel boterbloem: WLD  bòotterblòom (Swalmen), vloot: Ranunculus fluitans; bedreigde waterplant in water met stroomsnelheid van meer dan 1 m. per sec.  vloat (Swalmen) Waterboterbloem (ranunculus aquatilis). Waterplant; de ondergedoken bladeren zijn slap, fijn verdeeld; de drijvende bladeren zijn ongeveer niervormig met 3-5 brede, gekartelde slippen; de bloemen zijn groot, vrij lang gesteeld, en wit met met een gele voe [N 92 (1982)] || waterranonkel, vlottende III-4-3
waterring van de mijt krans: krāns (Swalmen) Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
watersnip geitenmelker: geitemelker (Swalmen), watersnep: waa.tersjnep (Swalmen), watersjnep (Swalmen) watersnip || watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
watertor waterkever: waterkaever (Swalmen) watertor: Hoe noemt u de grote zwarte tor die ónder het wateroppervlak leeft? [N100 (1997)] III-4-2