e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zich vervelen vervelen: vervaele (Swalmen) niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich verwonderen staan te kijken: sjtaon ich van te kieke (Swalmen), verwonderen: verwônjere (Swalmen), vérwôônjere (Swalmen) verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)] III-1-4
zich warm aankleden aantoddelen: Van Dale: tod, todde, 1. waardeloze lap, lor, lomp, vod; -2. (mv.) (scherts. of min.) kleding, kleren; - 3. (veroud.) prul, waardeloze zaak...  aantoedele (Swalmen) zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)] III-1-3
zich zeer slecht gedragen misdragen: misdràage (Swalmen, ... ) een zeer slecht gedrag [gebrak, walebakkerij] [N 85 (1981)] || zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)] III-1-4
zicht maaizicht: mɛi̯zex(t) (Swalmen), zicht: zex (Swalmen), zext (Swalmen) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4
ziek krank (du.): krank (Swalmen) ziek [SGV (1914)] III-1-2
ziekelijk krankelijk: krenkelijk (Swalmen), krènkelik (Swalmen) Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)] III-1-2
ziekenhuis gasthuis: gashōēs (Swalmen), hospitaal: hospetaal (Swalmen), krankenhuis: krankehoes (Swalmen), ziekenhuis: ziekenôês (Swalmen) Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)] III-1-2
ziekte ziekte: zeekdə (Swalmen) ziekte [SGV (1914)] III-1-2
ziel ziel: zeel (Swalmen) ziel [SGV (1914)] III-3-3