| 24401 |
zilvervisje |
zilvervisje:
zilvervèske (L331p Swalmen)
|
zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)]
III-4-2
|
| 18816 |
zin (lust) |
zin:
zin (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen)
|
het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 20166 |
zindelijk |
proper:
praoper (L331p Swalmen)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
| 22771 |
zingen |
fluiten:
fluite (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen),
zingen:
zinge (L331p Swalmen)
|
het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] || Zingen.
III-3-2, III-4-1
|
| 27205 |
zinkput |
sterfput:
štę ̞rǝfpøt (L331p Swalmen)
|
Laagste punt in de kleiput, waarin het water samenstroomt. [monogr.]
II-8
|
| 20039 |
zinnia (zinnia elegans jacq.) |
zinnia:
sinnia (L331p Swalmen)
|
Zinnia (zinnia elegans). Gave, ongesteelde bladeren met kromme nerven. De bloemstelen zijn aan hun top opgezwollen. De bloemkorfjes zijn gevuld of enkel, met zeer brede lintbloemen van allerlei kleur (zinnia, zonneke, boerinnek, trapdeslevens). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
| 34083 |
zitbeenderen |
batsenbenen:
batsǝbɛi̯n (L331p Swalmen)
|
Onderdeel van het beenderenstelsel aan het achtereinde van de rug. [N 3A, 110c]
I-11
|
| 22081 |
zitplaats van de duif |
schapje:
sjaepke (L331p Swalmen)
|
de zitplaats van de duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 17827 |
zitten |
zitten:
zittə (L331p Swalmen)
|
zitten [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 18198 |
zitvlak van een broek |
boksenbodem:
bóksebaom (L331p Swalmen)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|