| 19541 |
zwavelstok |
zwegeltje:
zjwaegelke (L331p Swalmen)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 22907 |
zweefmolen |
zweefcarrousel:
zjweefkerresel (L331p Swalmen)
|
Zweefmolen.
III-3-2
|
| 33995 |
zweep |
smik:
šmek (L331p Swalmen)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
| 34214 |
zweep van de koeherder |
koesmik:
kūšmek (L331p Swalmen)
|
Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146]
I-11
|
| 18105 |
zweer |
zweer:
zjwaer (L331p Swalmen),
zwéér (L331p Swalmen)
|
Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 18056 |
zweet |
zweet:
zjwēēt (L331p Swalmen)
|
zweet [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 24452 |
zwemblaas |
blaas:
blaois (L331p Swalmen),
blāōs (L331p Swalmen),
WLD
blaos (L331p Swalmen)
|
Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)] || zwemblaas. Hoe noemt men de blaas van een vis, het met lucht gevuld orgaan dat de vis in staat stelt in het water te zweven. [N102 (1998)]
III-4-2
|
| 22826 |
zwemmen |
zwemmen:
schwummə (L331p Swalmen),
sjwumme (L331p Swalmen),
zjwumme (L331p Swalmen),
zwömən (L331p Swalmen)
|
zwemmen [RND], [SGV (1914)] || Zwemmen. [DC 38 (1964)]
III-3-2
|
| 26367 |
zwengel |
zwengel:
žweŋǝl (L331p Swalmen)
|
Soort van gebogen arm met een haaks daarop aangebrachte handgreep waarmee met de hand of door middel een trede boor- en andere machines in beweging worden gebracht. Zie ook het volgende lemma. [N 33, 281]
II-11
|
| 26688 |
zwengel van de handmolen |
zwingel:
žweŋǝl (L331p Swalmen)
|
De zwengel in de vorm van een booromslag, eventueel voorzien van een houten handvat, waarmee men de bovenste molensteen van de van een maalstoel voorziene handmolen kan laten draaien; ook de zwengel van de eenvoudige handmolen. [N D, 15]
II-3
|