21205 |
briefkaart |
briefkaart:
breefkaart (L331p Swalmen),
brèèfkáárt (L331p Swalmen)
|
de kaart waarop men tegen lager tarief dan voor brieven correspondentie kan voeren [briefkaart, brievenkaart, postkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33840 |
briesen |
brullen:
briljǝ (L331p Swalmen),
snuiven:
šnūvǝ (L331p Swalmen)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
19419 |
briket |
briket:
briket (L331p Swalmen)
|
(Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19245 |
broeden |
broeden:
breuje (L331p Swalmen),
broeden ovr:
breuje (L331p Swalmen),
uitbroeden:
ôetbreuje (L331p Swalmen)
|
Hoe heet verder: broeden? [N 93 (1983)] || ontwerpen, uitdenken, gezegd van bijv. een plan, een aanslag [beramen, braaien, broeden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-2
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brø̄i̯ǝ (L331p Swalmen)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
broek:
bruk (L331p Swalmen)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
20216 |
broeder |
broeder:
broor (L331p Swalmen)
|
broeder [SGV (1914)]
III-3-3
|
23317 |
broederschap |
broederschap:
broederšjop (L331p Swalmen)
|
broederschap [SGV (1914)]
III-3-3
|
21952 |
broedhokje |
broedbak:
breujbak (L331p Swalmen)
|
Hoe heet verder: broedhokje, broedvak? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22040 |
broedschotel |
broedschotel:
breujsjôttel (L331p Swalmen)
|
Hoe heet verder: aarden schotel dienend als nest? [N 93 (1983)]
III-3-2
|