20369 |
getuige |
getuige:
gətŭŭg (Q032b Sweikhuizen)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
23377 |
gewelfschildering |
wandschilderij:
wandjschilderie (Q032b Sweikhuizen)
|
Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20221 |
gezelschap |
compagnie (fr.):
kómpənie (Q032b Sweikhuizen)
|
de persoon of personen waarmee men samen is [komplot, kompagnie] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20327 |
gezin |
huishouden:
hoeshawtə (Q032b Sweikhuizen)
|
man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
25141 |
gieten, hard regenen |
gutsen:
götsjə (Q032b Sweikhuizen)
|
grote hoeveelheid regen ineens [guts] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23380 |
glas-in-loodraam |
glas-in-loodvenster:
glaas in laodvinster (Q032b Sweikhuizen)
|
Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20556 |
glazig |
glazerig:
gláázərig (Q032b Sweikhuizen)
|
glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24316 |
glimworm |
glimwormpje:
WLD
glimwurmkə (Q032b Sweikhuizen)
|
Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
gaodslamp (Q032b Sweikhuizen)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24538 |
gom |
bloed:
WLD
blood (Q032b Sweikhuizen)
|
De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|