18232 |
juweel |
edelsteen:
edelsjtein (Q032b Sweikhuizen)
|
een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
23406 |
kaarsenbak |
kaarsenbak:
kêersebak (Q032b Sweikhuizen)
|
De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24296 |
kadaver |
kapot dier:
WLD
kəpòt deer (Q032b Sweikhuizen)
|
Hoe noemt u het lijk van een dier (kadaver, lijk, dood-beest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
kandelaar:
kandelèèr (Q032b Sweikhuizen)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23489 |
kapelletje |
kapelletje:
kəpèlkə (Q032b Sweikhuizen)
|
Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24333 |
karper |
karper:
WLD
karpər (Q032b Sweikhuizen)
|
Hoe noemt u de karper: een zoetwatervis die voorkomt in stilstaande en traag stromende wateren. Hij heeft een lange rugvin, de buikvinnen staan ingeplant achter de borstvinnen, ongeveer gelijk met het begin en het einde van de rugvin. De bek heeft dikke e [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20604 |
kater |
kater:
kater (Q032b Sweikhuizen)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23345 |
kathedraal |
kathedraal:
kathēdraal (Q032b Sweikhuizen)
|
Een kathedraal. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20488 |
kauwen |
knauwelen:
knauwələ (Q032b Sweikhuizen)
|
kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23273 |
kazuifel |
kazuifel:
kazufel (Q032b Sweikhuizen)
|
Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|