21843 |
nachtbraken |
nachtbrakelen:
nachbrakkələ (Q032b Sweikhuizen)
|
tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
25124 |
natte sneeuw |
natte sneeuw:
náátə sjnieə (Q032b Sweikhuizen)
|
verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24717 |
nerf van een blad |
nerf:
WLD
nèrf (Q032b Sweikhuizen)
|
De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24435 |
nest, hoeveelheid jongen |
nest:
WLD
nés (Q032b Sweikhuizen)
|
Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20504 |
nippen |
nippen:
nippə (Q032b Sweikhuizen)
|
Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23458 |
noodklok |
noodklok:
noadklok (Q032b Sweikhuizen)
|
De noodklok, brandklok, alarmklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24947 |
oever |
waterkant:
watərkántj (Q032b Sweikhuizen)
|
oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (Q032b Sweikhuizen)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23409 |
offergeld |
offergeld:
offergeldj (Q032b Sweikhuizen)
|
Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23227 |
oksaal |
oksaal:
oksaol (Q032b Sweikhuizen)
|
Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|