e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sweikhuizen

Overzicht

Gevonden: 499

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnensmonds praten mompelen: mompələ (Sweikhuizen) binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)] III-3-1
bits scherp: sjerp (Sweikhuizen, ... ) vinnig, onvriendelijk in manier van spreken [bits, scherp, bars, mondig] [N 87 (1981)] III-1-4, III-3-1
blaasbalg van het orgel blaasbalg: bloasbalg (Sweikhuizen) De blaasbalg van het orgel. [N 96B (1989)] III-3-3
blauwe vleesvlieg, bromvlieg strontvlieg: WLD  sjtròòntvlēēg (Sweikhuizen) Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)] III-4-2
bliksem, bliksemflits bliksemschicht: bliksəmsjig (Sweikhuizen) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] III-4-4
bloembol bol: WLD  bol (Sweikhuizen) Het onderaards, met dikke balden bolvormig bekleed stengeldeel, waaruit een bloem kan groeien; een bloembol (klieste, klister, kleister, bol, bloembol, knol, ajuin). [N 82 (1981)] III-4-3
bloemknop knoop: WLD  knŏĕp (Sweikhuizen) De knop waaruit een bloem groeit (bot, bloembot, bloemknop). [N 82 (1981)] III-4-3
blutsen, van een appel geknutst: WLD  gəknötsjt (Sweikhuizen) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] I-7
boeket poes: WLD  poeĕs (Sweikhuizen) Een aantal bijeengebonden of —gevoegde bloemen (tuit, tuiltje, boeket, ruiker, bloemetje). [N 82 (1981)] III-4-3
boerin boerin: boerin (Sweikhuizen) de vrouw van een boer [meesterse, bazin(ne), vrouw, juffrouw, mevrouw] [N 87 (1981)] III-3-1