e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sweikhuizen

Overzicht

Gevonden: 499
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vin vin: WLD  vin (Sweikhuizen) Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)] III-4-2
vlechten vlechten: vléchtə (Sweikhuizen) lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)] III-1-1
vod tondel: Van Dale: tondel, 4. <gew.> vod, prul  tóntjəl (Sweikhuizen) versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)] III-1-3
voederbieten kroten: krōtǝ (Sweikhuizen) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.] I-5
voedsel eten: aetə (Sweikhuizen) voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)] III-2-3
voogd voogd: voogd (Sweikhuizen) iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)] III-2-2
voorzanger voorzanger: veurzenger (Sweikhuizen) Een voorzanger [veurzenger,-zinger?]. [N 96B (1989)] III-3-3
vrijgezel vrijgezel: vriegəzəl (Sweikhuizen) vrijgezel; ongehuwde man [patriara, wicht, vrijgezel] [N 86 (1981)] III-2-2
vroegmis vroegmis: vreugmès (Sweikhuizen) De vroegmis [vreugmès, vreumes, vroemes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
vrouwenkant vrouwluikant: vrouwluujkantj (Sweikhuizen) De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)] III-3-3