24966 |
vuil waterx |
zompig water:
zoompig (Q032b Sweikhuizen)
|
vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
waken:
waakə (Q032b Sweikhuizen)
|
wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
25204 |
warm weerx |
warm (weer):
wèrrəm (Q032b Sweikhuizen)
|
warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23443 |
wastafeltje in de sacristie |
fontein:
fontein (Q032b Sweikhuizen)
|
Het wastafeltje of fonteintje in de sacristie, lavabo. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20542 |
wecken |
inmaken:
inmaakə (Q032b Sweikhuizen)
|
wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23511 |
weekdienst |
weekdienst:
wéékdeens (Q032b Sweikhuizen)
|
Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25110 |
weerlichtx |
zeebrand:
zieəbràndj (Q032b Sweikhuizen)
|
bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33663 |
wei |
wei:
węi̯ (Q032b Sweikhuizen)
|
In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-8
|
24330 |
werpen van jongen |
jongelen:
WLD
jungələ (Q032b Sweikhuizen)
|
Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19969 |
wieg |
wieg:
weeg (Q032b Sweikhuizen)
|
wieg; bak- of mandvormig ledikantje voor zeer kleine kinderen [wieg, krib, zuus] [N 86 (1981)]
III-2-2
|