25160 |
winderig weer |
winderig (weer):
wénjərig (Q032b Sweikhuizen)
|
winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25208 |
windstilte |
windstil (weer):
wéndjsjtil (Q032b Sweikhuizen)
|
windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25174 |
wisselvallig weer |
kwakkelen:
kwakkələ (Q032b Sweikhuizen)
|
nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
fluitkaas:
fluitkaes (Q032b Sweikhuizen)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
WLD
wórtəl (Q032b Sweikhuizen)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21403 |
zaniken, zeuren |
melken:
mélkə (Q032b Sweikhuizen)
|
langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20164 |
zedelijk slecht meisje |
sloerie:
sjloerie (Q032b Sweikhuizen)
|
een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
25140 |
zeer warm weer |
heet (weer):
hijt (Q032b Sweikhuizen)
|
sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23513 |
zeswekenmis |
zeswekendienst:
zöswééəkədeens (Q032b Sweikhuizen)
|
Een mis die zes weken na iemands overlijden wordt opgedragen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19718 |
zeven |
zeven:
zeevə (Q032b Sweikhuizen)
|
zeven; Hoe noemt U: Door een zeef laten lopen (zeven, ziften) [N 80 (1980)]
III-2-1
|