| 18219 |
zich warm aankleden |
inpakken:
inpakkə (Q032b Sweikhuizen)
|
zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
| 23427 |
zijaltaar |
zijaltaar:
zieèltjer (Q032b Sweikhuizen)
|
Op het priesterkoor [zijaltaar?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 23360 |
zijpad |
zijgang:
ziegank (Q032b Sweikhuizen)
|
Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 24725 |
zijtak |
zijtak:
WLD
zietak (Q032b Sweikhuizen)
|
Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 20166 |
zindelijk |
zindelijk:
zindelijk (Q032b Sweikhuizen)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
| 23502 |
zingende mis |
zingmis:
zingmés (Q032b Sweikhuizen)
|
Een mis waarin de gelovigen geestelijke liederen zingen [zingende mis, zingmès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 20286 |
zuigfles |
zuigfles:
zoegflésj (Q032b Sweikhuizen)
|
zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
| 20518 |
zure haring |
zure haring:
zoere haering (Q032b Sweikhuizen)
|
rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 24452 |
zwemblaas |
luchtblaas:
WLD
loefbloas (Q032b Sweikhuizen)
|
Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)]
III-4-2
|