e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swolgen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kuiken kipje: kipkǝ (Swolgen) Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.] I-12
kuip kuip: kyp (Swolgen), tob: top (Swolgen) In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.] II-12
kuiper kuiper: kypǝr (Swolgen) Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.] II-12
kuit gritselkuit: gritselkoet (Swolgen), kuit: koet (Swolgen, ... ) kuit [SGV (1914)] || kuit (ve vis) [SGV (1914)] || kuit (wade) [DC 01 (1931)] || kuit ve bokking || kuit ve vis III-1-1, III-4-2
kundig kundig: kŭndig (Swolgen) kundig [SGV (1914)] III-1-4
kussensloop kustijk: køstīk (Swolgen, ... ) kussensloop [SGV (1914)] III-2-1
kwaadspreekster bebbel: bĕbbel (Swolgen) klappei [SGV (1914)] III-1-4
kwaadspreker kwaadspreker: kwoadsprêker (Swolgen) kwaadspreker [SGV (1914)] III-1-4
kwaal kwaal: kwoal (Swolgen) kwaal [DC 02 (1932)] III-1-2
kwabaal en puitaal aalskwab: ook: kwakaol  aolskwab (Swolgen), kwabaal: kwabaal (Swolgen), kwabāōl (Swolgen), meun: meun (Swolgen) kwabaal || puitaal || puitaal (kwabaal) [SGV (1914)] || soort vis, als kwabaal III-4-2