| 25054 |
bepaalde hoeveelheid |
gast (mensen):
Enne gÅs(t) mÈnse: een klein aantal mensen.
gās(t) (L246a Swolgen),
schaar (hooi, koren):
inz. hoeveelheid hooi, dat in een keer maaien van een weiland af komt.
schāōr (L246a Swolgen)
|
bepaalde hoeveelheid
III-4-4
|
| 18932 |
beredderen |
beredderen:
berèddere (L246a Swolgen)
|
beredderen [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 24916 |
bergx |
bergen (mv.):
mv.!
bérrəch (L246a Swolgen)
|
berg (bergen) [RND]
III-4-4
|
| 19540 |
berkenbezem |
berkenbezem:
bēͅrkənbɛsəm (L246a Swolgen),
stekkenbezem:
stɛkən bɛsəm (L246a Swolgen)
|
bezem van berketakjes || bezem van twijgjes gemaakt voor het vegen buiten, op het erf b.v. of in schuur of stal. Als twijgen werden berkentakjes gebruikt, soms ook andere.
III-2-1
|
| 26051 |
berrie |
kaarbomen:
kārbø̄m (L246a Swolgen)
|
Het uit twee balkjes bestaande toestel op de steenkuip waarop of waartussen het kaar rust. Zie ook afb. 82. [N O, 19h; A 42A, 38; Vds 147; Jan 154; Coe 135; Grof 156; N D, 33 add.]
II-3
|
| 33443 |
beschermstenen of -palen |
schamppalen:
sxāmppǭl (L246a Swolgen),
schampstenen:
sxampstiǝn (L246a Swolgen)
|
Beschermstenen van natuursteen of dikke houten beschermpalen (soms ook wel van ijzer) worden geplaatst schuin tegen zijkanten van poorten en tegen hoeken van muren of tegen brugleuningen om beschadigingen door voertuigen te voorkomen. Bij boerderijen komen ze vooral voor aan schuurpoorten en ingangspoorten (van de gesloten hoeve). Soms dienen de stenen of palen ook als steun voor de muur waartegen ze rusten. Meervoudige opgaven benoemen de beide beschermstenen of -palen aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.a bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 43a; monogr.; add. uit N 4A, 42f]
I-6
|
| 20790 |
beschuit |
beschuit:
bəsxyt (L246a Swolgen)
|
beschuit
III-2-3
|
| 20711 |
beschuitbol |
bestel:
bəsteͅl (L246a Swolgen)
|
beschuitbol, niet doorgesneden, niet voor de tweede maal gebakken
III-2-3
|
| 20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
bəsxytəpap (L246a Swolgen)
|
pap van melk en beschuit
III-2-3
|
| 33166 |
besjes aan de aardappelplant |
krallen:
kralǝ (L246a Swolgen)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|