e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swolgen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nok vorst: vǭrst (Swolgen) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
nootmuskaat muskaat: bəsxōͅt (Swolgen), notemuskaat: nōtəbəsxōͅt (Swolgen) muskaat || muskaatnoot III-2-3
nors stuurs: stoers (Swolgen) norsch (barsch) [SGV (1914)] III-3-1
oever inzich: ieezieïg (Swolgen), kant: kant (Swolgen), Opm. v.d. invuller: oever wordt niet gebruikt.  kant (Swolgen) oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || oeverhelling [SGV (1914)] III-4-4
ogenblikje, korte tijd, eventjes eventjes: efkes (Swolgen) eventjes III-4-4
okkernoot noot: neut (Swolgen), noot (Swolgen), m.  noot (Swolgen), walnoot: walnoot (Swolgen) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || walnoot I-7
olie olie: ŏlie (Swolgen) olie [SGV (1914)] III-2-3
oliemolen oliemolen: ǫli[molen] (Swolgen) Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3
olieverf olieverf: oli[verf] (Swolgen) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
omheining van palen gelint: glīnt (Swolgen) Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.] I-8