20760 |
roggebrood |
roggeweg:
roͅgəwɛx (L246a Swolgen)
|
roggemik
III-2-3
|
18284 |
rok: algemeen |
rok:
rŏk (L246a Swolgen),
schort:
schŏrt (L246a Swolgen)
|
rok [SGV (1914)]
III-1-3
|
19493 |
roken |
roken:
ruəkə (L246a Swolgen),
smoken:
smuəkə (L246a Swolgen)
|
roken || roken, speciaal tabak
III-2-1, III-2-3
|
32834 |
rollen |
wellen:
wɛ ̝lǝ (L246a Swolgen)
|
Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
31385 |
ronde vijl, rattenstaart |
rattenstaart:
ratǝstárt (L246a Swolgen)
|
Kleine, ronde, spits toelopende vijl die wordt gebruikt voor het afwerken en bijwerken van gaten en sterk gekromde uithollingen. Zie ook afb. 59 en het lemma ɛronde vijl, rattenstaartɛ in wld II.11, pag. 73.' [N 53, 145; monogr.]
II-12
|
26272 |
rondsel |
rondsel:
rontsǝl (L246a Swolgen)
|
Het spijlen- of stavenrad dat aan de bovenzijde van het staakijzer is bevestigd. Bij de standerdmolen loopt dit rad in het aswiel, bij de Hollandse molen in het spoorwiel. Het rondsel is opgebouwd uit twee evenwijdige schijven die verbonden zijn door op regelmatige afstand loodrecht geplaatste staven. Zie ook afb. 58 en 59 en de toelichting bij het lemma ɛrondsel van de watermolenɛ.' [N O, 14a; A 42A, 11; Sche 42; N O, 41f; N D, 21; N D, 25]
II-3
|
34596 |
rongen |
rongen:
roŋǝ (L246a Swolgen
[(enkelv roŋ)]
)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|
34599 |
rongogen |
rongogen:
roŋūǝx (L246a Swolgen)
|
Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr]
I-13
|
24237 |
roodborstje |
roodborstje:
roeëdbörstje (L246a Swolgen)
|
roodborstje
III-4-1
|
18048 |
roof(je) (korst op een wonde) |
roof(je):
roaf (L246a Swolgen)
|
roof, korst [SGV (1914)]
III-1-2
|