| 25207 |
wind (alg.) |
wind:
wiend (L246a Swolgen)
|
wind [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 26176 |
windborden |
stormplanken:
stǫrǝmplaŋkǝ (L246a Swolgen),
windplanken:
wintplaŋkǝ (L246a Swolgen)
|
De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35]
II-3
|
| 25160 |
winderig weer |
winderig (weer):
wienderig (L246a Swolgen)
|
winderig [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 26064 |
windluiken, waterdeuren |
windluiken:
wintlȳkǝ (L246a Swolgen)
|
De luiken in de kap van de molen aan weerszijden van de askop. De luiken kunnen worden verwijderd waardoor de mogelijkheid ontstaat askop en roeden te bereiken voor inspectie en onderhoud. Zie ook afb. 28. [N O, 31a; A 42A, 60]
II-3
|
| 26021 |
windpeluw |
pulf:
pølǝf (L246a Swolgen)
|
De zware balk in het stormeinde waar de halssteen of het metalen lager voor de molenas op bevestigd is. Zie ook afb. 17. [N O, 28c; N O, 28i; A 42A, 5; monogr.]
II-3
|
| 18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
weŋkelhǭk (L246a Swolgen),
winkelhoak (L246a Swolgen)
|
Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)]
II-7, III-1-3
|
| 24279 |
winterkoninkje |
toebeugje:
beugje is nestje, w. bouwt een, op en kleine opening na, volkomen dicht nestje
toebeugje (L246a Swolgen)
|
winterkoninkje
III-4-1
|
| 34428 |
winterverblijf |
schaapskooi:
sxǭpskø̜i̯ (L246a Swolgen)
|
[N 78, 26; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
| 33238 |
winterwortelen |
wortelen:
wortǝlǝ (L246a Swolgen),
wǫrtǝlǝ (L246a Swolgen)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
| 32461 |
wis |
wis:
wes (L246a Swolgen)
|
Lange buigzame twijg waarmee vlechtwerk wordt gemaakt. [N 40, 1; L A1, 199; N 38, 6 add.; monogr.]
II-12
|