e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swolgen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wind (alg.) wind: wiend (Swolgen) wind [SGV (1914)] III-4-4
windborden stormplanken: stǫrǝmplaŋkǝ (Swolgen), windplanken: wintplaŋkǝ (Swolgen) De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35] II-3
winderig weer winderig (weer): wienderig (Swolgen) winderig [SGV (1914)] III-4-4
windluiken, waterdeuren windluiken: wintlȳkǝ (Swolgen) De luiken in de kap van de molen aan weerszijden van de askop. De luiken kunnen worden verwijderd waardoor de mogelijkheid ontstaat askop en roeden te bereiken voor inspectie en onderhoud. Zie ook afb. 28. [N O, 31a; A 42A, 60] II-3
windpeluw pulf: pølǝf (Swolgen) De zware balk in het stormeinde waar de halssteen of het metalen lager voor de molenas op bevestigd is. Zie ook afb. 17. [N O, 28c; N O, 28i; A 42A, 5; monogr.] II-3
winkelhaak winkelhaak: weŋkelhǭk (Swolgen), winkelhoak (Swolgen) Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)] II-7, III-1-3
winterkoninkje toebeugje: beugje is nestje, w. bouwt een, op en kleine opening na, volkomen dicht nestje  toebeugje (Swolgen) winterkoninkje III-4-1
winterverblijf schaapskooi: sxǭpskø̜i̯ (Swolgen) [N 78, 26; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
winterwortelen wortelen: wortǝlǝ (Swolgen), wǫrtǝlǝ (Swolgen) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wis wis: wes (Swolgen) Lange buigzame twijg waarmee vlechtwerk wordt gemaakt. [N 40, 1; L A1, 199; N 38, 6 add.; monogr.] II-12