e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swolgen

Overzicht

Gevonden: 2342
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geeuwhonger geeuwhonger: gieehŏŏnger (Swolgen) geeuwhonger [SGV (1914)] III-2-3
gegraven waterloop graaf: grāf (Swolgen), sloot: sluǝt (Swolgen) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenqu√™tes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8
gehakt met: mɛt (Swolgen) gehakt vlees III-2-3
geheugen onthoud: ónthāld (Swolgen) geheugen III-1-4
gehoorzamen luisteren: lüstere (Swolgen) luisteren, gehoorzamen III-1-4
gehucht gehucht: gehŭcht (Swolgen) gehucht [SGV (1914)] III-3-1
gehurkt zitten op de hukken zitten: op de høke zitte (Swolgen) hurken [SGV (1914)] III-1-2
geit geit: gęi̯t (Swolgen) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
gejoel gejouw: gejŏw (Swolgen) gejoel [SGV (1914)] III-3-1
gek verrckt (du.): verrukt (Swolgen) dwaas, gek III-1-4