e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swolgen

Overzicht

Gevonden: 2342
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hazenleger leger: lieëger (Swolgen) hazeleger III-4-2
hecht van een mes hecht: hēēcht (Swolgen), hēxt (Swolgen) heft [SGV (1914)] || heft van een mes III-2-1
hede, vlas- of hennepafval rap: rap (Swolgen), scheven: sxɛ̄vǝ (Swolgen) Rap en bodde bestaat uit langere vezels en kort lint dat bij het zwingelen of hekelen achterblijft en waarvan grof linnen wordt gemaakt; scheven bestaat uit alleen de bastdeeltjes. [L 43, 3; S 13; monogr.] I-5
heer heer: hiər (Swolgen) heer [RND] III-3-1
heermoes kattenstaart: kattestárt (Swolgen, ... ), kattestaart: katǝstart (Swolgen) Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.] || paardestaart I-5, III-4-3
hees, schor hees: hès (Swolgen) hees [SGV (1914)] III-1-2
heggenmus blauwmannetje: blauwmenneke (Swolgen), grasteut: grāsstööt (Swolgen) blauwpieper || grasvink III-4-1
heggenschaar hegschaar: heͅxsxir (Swolgen), heͅxsxiər (Swolgen) hegschaar III-2-1
hegmulder hegmulder: hęxmø̜ldǝr (Swolgen) Rondtrekkende molenaar of molenaarsknecht die in de molen diverse werkzaamheden uitvoert. [N O, 40b; A 42 A, 50 add.; N O, 40g] II-3
heibezem heibezem: heͅi̯bɛsəm (Swolgen) heibezem III-2-1